Geschiedenis

De geschiedenis van de kerststal begint in de 13deeeuw bij Franciscus van Assisi. In 1223 zou hij in een grot in het Italiaanse stadje Greccio een kribbe met stro, vergezeld van een os en een ezel, geplaatst hebben om daar een kerstdienst te houden. De volgelingen van Franciscus trokken rond om de boodschap van eenvoud en armoede uit te dragen. Daarbij namen zij de gewoonte om het kerstverhaal uit te beelden doorheen Europa mee.

Vanaf de 16de eeuw, verspreidden de Jezuïeten het gebruik van een kerststal verder over Europa. Zij gebruikten beelden en prenten om de verhalen uit de Bijbel over te brengen aan de vaak ongeletterde bevolking. Hierdoor werden in steeds meer kerken in de kerstperiode (miniatuur)kerststallen geplaatst.

In het begin van de 19de eeuw verbood Napoleon de eucharistieviering en werden kerken gesloten. Dit had tot gevolg dat er buitenkerststallen aan de kerken werden geplaatst en dat ook in de huizen de kerstkribben/stalletjes verschenen. De vorm en de materialen verschilden van streek tot streek.

De eerste buitenkerststal in de Kempen, en waarschijnlijk ook in Vlaanderen, verscheen in 1955 in Kasterlee. De kerk werd verbouwd en daarom besliste de pastoor om de kerststal voor een jaartje buiten te plaatsen. Dit was zo’n succes dat het jaar daarop Turnhout al volgde met een eigen buitenkerststal. De volgende decennia verspreidde dit gebruik zich verder, een proces dat vandaag nog steeds bezig is.

De Kempense kerststallen zijn zeer verscheiden qua uitzicht. De meeste stallen baseren zich echter op oude Kempense schuren en stallen zoals ze op oude afbeeldingen te zien zijn. Er wordt vaak gebruik gemaakt van afbraakhout van oude schuren. De dakbedekking varieert van Boomse dakpannen tot strobedekking. Vaak wordt de stal aangekleed met landbouwalaam en is er een variatie aan levende dieren aanwezig.